Een multi-level meta-analyse naar de effecten van psychotherapie bij jongeren (447 studies; 30,431 kinderen/jongeren) liet zien dat de behandeling van angststoornissen in verband met andere kinderpsychiatrische stoornissen bij kinderen/jongeren het meest effectief was (Weisz et al., 2017). Voor de behandeling van angststoornissen is cognitieve gedragstherapie (CGT) de methode van eerste keuze. Cognitieve gedragstherapie blijkt effectief, zowel op korte als langere termijn. Psychofarmaca (in het bijzonder SSRI’s) dienen slechts gebruikt te worden als psychosociale vormen van behandeling niet of onvoldoende werkzaam blijken. Onderzoek laat zien dat cognitief gedragsmatige behandeling goede effecten heeft: bij kinderen en adolescenten vanaf acht jaar leidt behandeling tot een significante afname van angstklachten in vergelijking met jongeren die op een wachtlijst staan. Gemiddeld is bij 50-70% van jongeren sprake van een verbetering (James et al., 2015; McKinnon et al., 2018; Reynolds et al., 2012; Warwick et al., 2017). Een meta-analyse rapporteerde zelfs een verbetering van 77%-82% (Sun et al., 2019). Het ging hier echter alleen om “within-group effects”; dat wil zeggen voor- en nametingen bij alleen de behandelde CGT-groep, zonder vergelijking met een wachtlijst controle of actieve controlegroep. Dus deze resultaten dienen voorzichtig geïnterpreteerd te worden. De meeste studies naar cognitief gedragsmatige behandeling maken geen onderscheid tussen verschillende specifieke angststoornissen. In meerdere meta-analyses komen eveneens weinig verschillen naar voren tussen resultaten van individuele CGT en groeps-CGT. Ook in een Nederlandse studie werd geen verschil gevonden tussen individuele versus groepsbehandeling (Liber et al., 2008). Ten aanzien van het al dan niet betrekken van ouders bij de behandeling zijn verschillende resultaten gevonden (zie hiervoor verderop bij: rol van de ouders). Hoewel de algehele conclusie is dat CGT effectief is, laat onderzoek ook zien dat circa 30% van de kinderen en jongeren met een angststoornis op de lange termijn niet profiteert van de behandeling (Gibby, Casline & Ginsburg, 2017). Onderzoek waarbij CGT wordt vergeleken met andere typen behandeling is nauwelijks beschikbaar. Er zijn maar weinig studies uitgevoerd naar de resultaten van andere typen behandeling, zoals psychoanalyse of psychotherapie, en de kwaliteit van deze studies is mager (Cartwright-Hatton, 2004; In-Albon, 2007). Wel laat een onderzoek naar sociale angststoornis zien dat cognitieve gedragstherapie en psychodynamische psychotherapie beide zeer effectief waren, met remissiepercentages van meer dan 50% (Bögels et al., 2014). TagsBehandeling