Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Andere middelen

Een aantal andere middelen is zeer beperkt onderzocht of heeft anderszins een beperkte betekenis.

Stemmingsstabilisatoren en anti-epileptica

Het effect van lithium is teleurstellend, er is geen overtuigend adequaat onderzoek voorhanden om dit middel voor te schrijven. Een mogelijk succes is alleen te verwachten bij een verdenking op een comorbide bipolaire component.

Enkele open studies rapporteren een gunstig effect van anti-epileptica op gedragsproblemen, ook bij ASS-patiënten zonder epilepsie (Di Martino et al., 2001). In twee kleine RCT’s had valproaat een significant effect ten opzichte van placebo bij de behandeling van repetitief gedrag (Hollander et al., 2006b; Goel et al. 2018). Levetiracetam bleek niet effectief in een RCT (Wasserman S et al., 2006). Ook lamotrigine bleek in een dubbelblind onderzoek niet werkzaam (Belsito et al., 2001). Op grond van deze studies kunnen valproïnezuur of carbamazepine als laatste keus bij therapieresistente patiënten gegeven worden.

Melatonine

Melatonine verkort de inslaaptijd en verlengt waarschijnlijk de slaaptijd bij kinderen en jeugdigen met gevarieerde problematiek, waaronder kinderen met ASS (Paavonen et al., 2003). Mogelijk werkt melatonine via herstel van een verstoord circadiaan ritme, hoewel ook slaapproblemen verbeteren die hier los van lijken te staan (Gordon, 2000).

Bumetanide

De afgelopen jaren zijn er veel nieuwe rationele (in plaats van huidige symptomatische) ASS behandelingen op basis van bestaande medicijnen (‘drug repurposing’)  naar voren gebracht op basis van gunstige effecten in diermodellen (Anagnostou, 2018). Deze diermodellen zijn meestal gebaseerd op genetische afwijkingen die een causaal verband met ASS verondersteld worden te hebben (Satterstrom et al., 2020). De meest veelbelovende nieuwe behandeling is bumetanide, voorheen bekend als plaspil. Dit middel kan in de hersnen de remmende werking van GABA herstellen en zo bijdragen aan een verbeterde prikkelverwerking  bij ASS (Schulte, Wierenga en Bruining, 2018). In navolging van trials in Frankrijk en China (Kharod, Kang en Kadam, 2019), onderzocht het lab van Hilgo Bruining het effect van de plaspil bumetanide bij kinderen en jongeren met ASS en aanverwante aandoeningen in verschillende trials waaronder een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek (BAMBI) waarin voor het eerst in een ASS trial EEG werd meegenomen (Sprengers et al., 2020; Andel, van et al., 2020; Bruining et al., 2015). Zij onderzochten tevens of deze plaspil de prikkelverwerking in de hersenen kan verbeteren via een nieuw algoritme dat de prikkelbalans in het brein kan uitlezen (Bruining et al., 2020). De effecten van bumetanide op de Social Responsiveness Scale-2 (SRS-2) waren even sterk als in de Franse trials maar niet significant sterker dan placebo, terwijl op de secundaire uitkomstmaat voor repetitief gedragssymptomen (Repetitive Behavior Scale-Revised) wel een superieur effect werd gezien. De 25% procent best reagerende kinderen vielen voor zowel SRS-2 als RBS-R allemaal in de bumetanide groep wat op het bestaan van een responsieve subgroep wijst.   Verdere analyse laat zien dat deze subgroep met EEG kan worden onderscheiden wat meer gepersonaliseerde behandeling in zicht brengt (Juarez et al., submitted).

Overige

Andere studies zijn verricht naar het effect van naltrexon (opiaatantagonist), buspiron (anxiolyticum), amantadine (dopamine agonist en NMDA antagonist) en secretine (dunne darmhormoon met effect op alvleesklier secretie). Hieruit bleek dat naltexon alleen een bescheiden gunstig effect heeft bij teruggetrokken autistische kinderen, die in vlagen hyperactief zijn (Buitelaar et al., 2000). Uit een systematische review bleek dat naltrexon de hyperactiviteit en rusteloosheid verbetert maar was er niet voldoende bewijs dat het een impact heeft op de kernsymptomen van ASS. Dit was het geval bij de meerderheid van de deelnemers (Royet al., 2015).

Na initiële bemoedigende kleine studies bleek buspiron in een groter dubbelblind onderzoek niet effectief te zijn als anxiolyticum bij angststoornissen (niet-gepubliceerde studie, het resultaat werd wel opgenomen in de Amerikaanse bijsluitertekst (website FDA). Dit maakt het onwaarschijnlijk dat het middel bij ASS een effectief middel is. Echter bleek er in een gerandomiseerde trial dat laaggedoseerde buspiron wellicht nuttig kan zijn als additieve therapie voor restrictief en repetitief gedrag bij kinderen met ASS (Chugani et al., 2016).

Amantadine lijkt een bescheiden effect te kunnen hebben op hyperactiviteit bij autistische kinderen (King et al., 2001). Tevens wordt gesuggereerd dat amantadine als potentieel additief bij therapie met risperidon zou kunnen dienen in de behandeling van ASS (Mohammadi, et al. 2013).Naar aanleiding van een kleine open studie met vervolgens veel positieve berichten in de pers en internet, is secretine op een dubbelblind placebogecontroleerde manier onderzocht bij grote groepen kinderen. Er kon nimmer een (klinisch) significant effect gerapporteerd worden, niet van éénmalige injecties, noch van herhaalde injecties (Levy, 2002; Owley et al., 2001). Over vitamine B6 en magnesium zijn enkele dubbelblinde studies verricht in de tachtiger jaren. De interpretaties van de betekenis van deze studies is beperkt en voor de klinische praktijk is er dan ook tot op heden geen reden tot het voorschrijven van grote hoeveelheden vitamines. Over het multivitaminepreparaat ‘Supernu’ bestaan geen wetenschappelijke publicaties. DiMethylGlycine (dieetsupplement) was onderwerp van twee dubbelblind placebogecontroleerde studies (Bolman et al., 1999; Kern et al., 2001). Beide studies konden geen (klinisch) significant effect aantonen.