Het perspectief van de vroege ontwikkeling en de (relationele) contexten Tijdens de vroege ontwikkeling spelen veel verschillende factoren een rol in de ontwikkeling van problemen en stoornissen. Het gaat hier om interacterende en contextuele factoren. Dit kan bijvoorbeeld de (biologische) kwetsbaarheid bij een kind zijn, maar ook de kwetsbaarheid bij de ouders, zoals een eigen geschiedenis of huidige psychopathologie. Deze factoren kunnen zowel de ouder-kind relatie als de ontwikkeling van het kind onder druk zetten. Ontwikkelingen binnen de verschillende functioneringsgebieden van het kind zijn heel gevoelig voor onderlinge verstoringen. Dit betekent dat een vertraging, verstoring of stoornis op één van de gebieden (bijvoorbeeld taal) meestal sterk doorwerkt op de ontwikkeling en het functioneren op andere gebieden (bijvoorbeeld contact, emotie- en gedragsregulatie). Gedrag dat veel op elkaar lijkt kan veroorzaakt worden door verschillende processen en oorzakelijke mechanismen, tijdens verschillende ontwikkelingsstadia. De sociaal-relationele contexten De ouders vormen de meest nabije omgeving van het kind. Verschillende factoren bij de ouder, in de omgeving en in de maatschappij kunnen een rol spelen in het ontstaan of verergeren van problemen en psychopathologie bij het jonge kind. Deze factoren kunnen ook de kwetsbaarheid voor problemen en psychopathologie bij het kind vergroten, maar ze kunnen ook juist een beschermend effect hebben. Andersom hebben kwetsbaarheden, problemen en stoornissen bij het kind directe gevolgen voor de gezins- en opvoedingssituatie. De ouders zijn zelf ook onderdeel van een brede sociaal-maatschappelijke en culturele context die ook van grote invloed is. Behalve de visie, normen en waarden van de familieleden en hun onderlinge relaties, gaat het hier ook om beschermende of risicovolle leefomstandigheden. Beschermende leefomstandigheden zijn onder andere gezondheid, een steunend netwerk en voldoende inkomen. Daartegenover staan risicovolle omstandigheden, zoals sociale isolatie, armoede, ziekte, en ingrijpende levensgebeurtenissen. Het is daarom noodzakelijk om informatie over de nabije en brede omgeving te verzamelen. Zo kan er gezorgd worden voor een betrouwbare en volledige diagnostiek die de basis zal zijn voor interventies. Ouder-kind interactie Over de tijd heen leren kinderen langzaam zichzelf te reguleren binnen het contact met hun ouders. In die interacties kunnen kwetsbaarheden en problemen bij het kind en/of de ouder elkaar versterken. Zo kunnen verminderde sensitiviteit en opvoedingsvaardigheden van de ouder en kwetsbaarheden van het kind elkaar sterk beïnvloeden. Omgekeerd kunnen sensitiviteit en adequate opvoedingsvaardigheden van de ouders positieve interacties mogelijk maken en een goede invloed hebben op de problematiek van het kind. Er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van de affectieve band tussen het jonge kind en zijn ouders de (hersen)ontwikkeling mede bepaalt (Teicher e.a., 2003). Ingrijpende en stressvolle ervaringen tijdens de prenatale ontwikkeling en eerste levensjaren kunnen dan ook een langdurig effect hebben op het jonge, zich ontwikkelende brein (Anda, e.a., 2006; Sroufe, 2005; Silberman et al., 2016; Vaughn, 2005). >> Zie de richtlijn Problematische gehechtheid (2020) voor meer informatie over de gehechtheids- en ontwikkelingsproblematiek. >> Zie het Landelijk Kenniscentrum Psychiatrie en Zwangerschap voor een uitgebreide beschrijving van zwangerschap-gerelateerde psychiatrie. Kindfactoren Kindfactoren die een rol kunnen spelen in het ontstaan van psychopathologie bij het jonge kind, zijn: Aanlegfactoren, waaronder erfelijke aanleg en kwetsbaarheid voor ontwikkelingsproblemen, psychopathologie, en temperament; Prematuriteit en dysmaturiteit, ontstaan door kind- of omgevingsfactoren; en Medisch-somatische problemen (Lambregtse-Van den Berg e.a., 2014; Visser e.a., 2015). Ouderfactoren Ouderfactoren die kunnen bijdragen aan het ontstaan van kwetsbaarheden, problemen, of psychopathologie bij het jonge kind zijn ouderlijke kwetsbaarheden of problemen, waaronder: (Postpartum) angst, depressie of psychose; Middelenmisbruik of verslavingsproblematiek; en Een (onverwerkte) voorgeschiedenis van verwaarlozing, mishandeling, of trauma’s (Goodman & Gotlib, 1999; Lambregtse-Van den Berg e.a., 2014). De invloed van de ouder op de ontwikkeling van het kind begint al in een vroeg stadium. In de baarmoeder (de intra-uteriene omgeving) kunnen factoren zoals stress en middelengebruik al het kind beïnvloeden. Ouder-kindinteractie-/relatiefactoren Contextuele factoren die een negatieve, stress verhogende invloed kunnen hebben zijn onder andere: Relatieproblemen tussen ouders of andere familieleden; Sociaal isolement; Huisvesting; Armoede; Discriminatie; en Traumatische gebeurtenissen zoals overlijden, ziekte, ziekenhuisopname, of oorlog. De genoemde factoren hebben geen lineair verband met psychopathologie bij het jonge kind, maar kunnen worden begrepen vanuit een complex samenspel van over-en-weer beïnvloeding zoals ook beschreven wordt vanuit het transactioneel model van Sameroff (zie figuur 1). Figuur 1. Transactioneel model van Sameroff AFBEELDING Noot. Deković, M., Prinzie, P. (2008). 6 Gezin en afwijkende ontwikkeling. In: Prins, P., Braet, C. (eds) Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-6589-0_6 TagsDossier