In het afgelopen decennium is er veel veranderd in de visie op het diagnosticeren, classificeren en behandelen van persoonlijkheidsstoornissen voor het 18e levensjaar. Aanvankelijk bestond er lange tijd terughoudendheid en controverse bij wetenschappers en clinici over de diagnose persoonlijkheidsstoornis onder het 18e levensjaar (o.a. Hessels et al 2008; Kernberg, Weiner & ImageBardenstein, 2000). Deze blijken niet langer gerechtvaardigd nadat onderzoek heeft laten zien dat de criteria van persoonlijkheidspathologie voor het 18e levensjaar niet minder betrouwbaar, valide en stabiel zijn dan in de volwassenheid (o.a. Chanen et al, 2004; Chanen, Jovev & Jackson, 2007; Miller, Muehlenkamp & Jacobson, 2008; Westen et al 2003; Fonagy et al, 2015). In de afgelopen jaren lijkt het wetenschappelijk onderzoek dat is gericht op de doelgroep adolescenten en jongvolwassenen met persoonlijkheidspathologie bezig met een inhaalspurt. Dit blijkt o.a. uit een toename van wetenschappelijke publicaties en het aantal verschenen proefschriften. Marieke Schupert Annelies Laurenssen Christel Hessels Noor Tromp Dineke Feenstra In al deze publicaties valt op dat het merendeel van het onderzoek zich richt op de borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS). Dit is niet voor niets. Adolescenten met BPS vormen een groep mensen met een hoge morbiditeit en een slechte prognose (Chanen & McCutcheon, 2013), met vaak forse psychopathologie en problemen in het algemeen functioneren, het contact met leeftijdsgenoten, zelfverzorging en gezins- en relationeel functioneren (Chanen et al., 2008). Daarnaast is BPS in de adolescentie een belangrijke voorspeller van een diagnose BPS in de volwassenheid, van een verhoogd risico op andere psychopathologie (vooral middelengebruik en stemmingsstoornissen), interpersoonlijke problemen en een verminderde kwaliteit van leven (Chanen & McCutcheon, 2013). Ook zijn adolescenten met BPS een groep patiënten die actief met hulpverlening in contact komen, anders dan bijvoorbeeld adolescenten met een schizotypische of antisociale persoonlijkheidsstoornis die minder geneigd zijn om hulp te zoeken. Tenslotte zijn er heel wat aanwijzingen dat de kenmerkende probleemgebieden van BPS verwijzen naar de meer generieke componenten van persoonlijkheidspathologie, wat zou kunnen betekenen dat de bevindingen rondom BPS generaliseerbaar zijn naar andere types van persoonlijkheidsstoornissen (Sharp et al., 2015). Om deze redenen zal het accent in deze beschrijving dan ook liggen op de diagnostiek en behandeling van persoonlijkheidsstoornissen in het algemeen en de borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) in het bijzonder. TagsPraktijkstandaard