Volgens de criteria van de DSM-5 wordt de lifetime-prevalentie geschat op 2-4% (Smink, van Hoeken & Hoek, 2013; Smink, van Hoeken, Oldehinkel & Hoek, 2014). De grootste risicogroep wordt gevormd door jonge vrouwen tussen de 12 en 25 jaar in geïndustrialiseerde landen. In het National Kompas Volksgezondheid van de RIVM is de incidentie (per 100.000 personen per jaar) van anorexia en boulimia nervosa bij vrouwen in verschillende leeftijdscategorieën beschreven deze cijfers gaan echter over de periode van 1995-1999 (tabel 1). Tabel 1. Incidentie (per 100.000 personen per jaar) van boulimia nervosa bij vrouwen in de periode 1995-1999 (Van Son e.a., 2006) Leeftijd Boulimia nervosa 5-9 0,0 10-14 0,0 15-19 41,0 20-24 42,6 25-29 30,0 30-34 15,8 35-64 6,3 Over de prevalentie van boulimia nervosa bij jongeren valt weinig met zekerheid te zeggen; vóór het 16e jaar wordt deze eetstoornis nauwelijks gezien of gedetecteerd. Geschat wordt dat 2% van de vrouwelijke adolescenten aan de diagnostische criteria van de DSM-5 van boulimia nervosa voldoet (Smink, Van Hoeken & Hoek, 2013].Tabel 1. Incidentie (per 100.000 personen per jaar) van boulimia nervosa bij vrouwen in de periode 1995-1999 (Van Son e.a., 2006) In Nederland zijn er ongeveer 22.300 jonge vrouwen met boulimia nervosa per jaar. Een huisarts met een praktijkgrootte van 2000 patiënten heeft dan gemiddeld 18 patiënten met boulimia nervosa in de praktijk. Per jaar komen er ongeveer 2.100 personen met boulimia nervosa bij in Nederland. Gemiddeld ziet een huisarts eens in de drie jaar een nieuwe patiënt met boulimia nervosa in zijn praktijk (Trimbos, 2006a). TagsPraktijkstandaard