Zoals al eerder vermeld komen psychiatrische problemen relatief vaker voor bij dove jeugdigen dan bij hun horende leeftijdsgenoten. In principe ervaren zij vergelijkbare psychiatrische problemen, maar het vaker voorkomen van cerebrale en andere fysieke problemen, cognitieve beperkingen, communicatieve tekorten en daarmee samenhangende sociale problematiek en chronische stressoren verhoogt de kwetsbaarheid, welke de diagnose en behandeling van psychiatrische problemen bij dove jeugdigen aanzienlijk kunnen compliceren (Van Gent, 2012). De prognose van psychiatrische stoornissen bij dove jeugdigen wordt mede bepaald door vroegtijdige signalering en adequate diagnostiek. Ontwikkelingen als neonatale gehoorscreening, vroege sociale interventieprogramma’s, tweetalig opvoeden, goed afgestemde onderwijsprogramma’s, verbeterde hoorapparatuur, en de mogelijkheid van cochleaire implantatie hebben alle een gunstige invloed op de ontwikkeling van dove jeugdigen in het verlengde van emotionele beschikbaarheid, betrokkenheid en effectieve communicatie van en met ouders en andere betekenisvolle personen in de omgeving van de jeugdige (e.g., Moeller, 2000; Yoshinaga-Itano, 2003). Intentionele inzet van programma’s gericht op herkenning en hantering van emoties helpen daarbij (Greenberg & Kusché, 1993). Uit recent onderzoek (zie Marschark & Leigh, 2016; Nittrouer & Caldwell-Tarr, 2016; Theunissen et al., 2015) komt steeds duidelijker naar voren dat lang lopende ondersteuning en begeleiding van het dove kind en zijn ouders of verzorgers wellicht meer kan bijdragen om de specifieke kwaliteiten van de dove jeugdige tot hun recht te laten komen.