De behandeling van een dwangstoornis vindt meestal poliklinisch plaats, met wekelijkse sessies. Ouders worden standaard bij de behandeling betrokken. Hun hulp bij dwangrituelen en vermijdingsgedrag wordt onderdeel van de behandeling (Peris & Piacentini, 2013). Afhankelijke van de leeftijd en de wensen van het kind (en ouders) zijn zij, of een van hen, bij iedere sessie (enige tijd) aanwezig, dan wel bij een aantal sessies. In de sessies worden exposure en responspreventie oefeningen besproken en soms ook daadwerkelijk uitgevoerd. Ditzelfde geldt voor oefeningen voor het veranderen van cognities. Belangrijk onderdeel van de behandeling is het huiswerk: de oefeningen die dagelijks thuis gedaan worden. Comorbiditeit is geen reden om af te zien van de gebruikelijke vorm van behandeling. Wanneer een kind met een dwangstoornis ook andere stoornissen heeft, is de klacht die het meest invaliderend is, de klacht die het eerst behandeld wordt. Bij de helft tot driekwart van de kinderen wordt met deze vorm van behandeling een aanzienlijke vermindering van de klachten bereikt (POTS team, 2004; Torp e.a., 2015). Behandelprotocol Het Nederlandse behandelprotocol Bedwing je dwang (De Haan & Wolters, 2009) is gebaseerd op de bovenbeschreven behandelprincipes. ‘Bedwing je dwang’ voor kinderen en jongeren verloopt via exposure (blootstelling), responspreventie en cognitieve therapie, met als doel om de dwangklachten te verminderen of te laten verdwijnen.Meer lezen bij het NJi over Bedwing je dwang Aanbevelingen Cognitieve gedragstherapie waarbij de ouder(s) of verzorgers worden betrokken is de behandeling van eerste keuze. Aanbevolen wordt medicatie pas toe te passen als cognitieve gedragstherapie (CGT) onvoldoende effect sorteert en altijd te combineren met cognitieve gedragstherapie. Indien besloten wordt tot medicamenteuze behandeling, is een SSRI te kiezen als eerste keus (zie Hoofdstuk 4: Medicatie voor meer informatie over de toepassing van medicatie). Nieuwe ontwikkelingen rond de behandeling van OCS Een te groot aantal kinderen en jongeren heeft geen of te weinig baat bij CGT (al dan niet gecombineerd met medicatie). Daarom wordt er gezocht naar alternatieve behandelmethoden of behandelmethoden die het effect kunnen versterken. Cognitive Bias Modification (CBM) en intensieve therapie zijn mogelijkheden die echter beide het experimentele stadium nog niet te boven zijn. Cognitieve Bias Modification (CBM) CBM is een (computer)training waarbij de cliënt leert situaties die meestal aanleiding zijn voor dwanghandelingen positief te interpreteren, en te bedenken dat dwanghandelingen niet nodig zijn. CBM wordt onderzocht bij OCS, maar ook bij angstproblemen en depressie. Uit een studie bij een niet-klinische sample bleek dat een dergelijke training kan leiden tot positievere interpretaties en de neiging kan verminderen om dwanggedachten te neutraliseren met dwanghandelingen (Clerkin & Teachman, 2011). In een pilotstudie bij jongeren met een dwangstoornis bleek hetzelfde (Salemink, Wolters & De Haan, 2016). Kortdurende intensieve CGT Bij kortdurende intensieve therapie wordt afgeweken van het gebruikelijke stramien van één keer per week een therapiesessie. De sessies worden dagelijks gehouden over een veel kortere periode, meestal een tot drie weken. In twee onderzoeken werd de intensieve therapie als alternatief voor de gebruikelijke behandeling onderzocht. Er bleek geen verschil tussen deze twee vormen (Storch e.a., 2007b; Whiteside & Brown, 2010). De kortdurende intensieve therapie zou met name geschikt zijn voor kinderen bij wie de dwang grote negatieve invloed heeft op het dagelijks leven (niet meer naar school gaan bijvoorbeeld) en bij wie het uitvoeren van de huiswerkopdrachten een probleem is. In Nederland wordt de intensieve therapie toegepast als extra interventie bij jongeren bij wie de gebruikelijke behandeling matig tot niet effectief is. TagsBehandeling