Behandeling binnen de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie is zowel gericht op het voorkomen van recidieven en als het creëren van omstandigheden die de ontwikkeling van het kind gunstig beïnvloeden. De uitkomst van de risicotaxatie vormt een belangrijk aangrijpingspunt voor het voorkomen van recidieven, en dus ook van behandeling (hier wordt uitgebreid op in gegaan bij Diagnose). Psychosociale en omgevingsinterventies binnen de forensische jeugdpsychiatrie dienen gericht te zijn op het verminderen van de invloed van risicofactoren en het versterken van beschermende factoren. Het versterken van de beschermende factoren geeft de jongere de kans om toe te komen aan de noodzakelijke ontwikkelingstaken. Als jongeren niet toekomen aan de ontwikkelingstaken dan is dat voorspellend voor delictgedrag. Andersom: als zij hier wel aan toe komen dan is dat voorspellend voor stoppen delictgedrag. Er wordt bij de behandelpraktijk van de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie onderscheid gemaakt in psychiatrische stoornissen in engere zin en interventies gericht op delictgedrag. Het aanbod interventies gericht op delictgedrag zijn uitgebreid bekend en verschillende instanties houden zich bezig met de erkenning en onderbouwing van dergelijke interventies voor de praktijk. Voor protocollaire psychologische behandelvormen gericht op het interveniëren bij delictgedrag, verwijzen wij naar de website van de erkenningscommissie gedragsinterventies Justitie en de databank effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Zoals reeds in de inleiding beschreven is, richt deze richtlijn zich op drie groepen jongeren in het forensische veld: jongeren met grensoverschrijdend gedrag die op ‘vrijwillige basis’ een behandeling aangaan, jongeren vanaf 12 jaar met een civielrechtelijke maatregel, (OTS en/of gesloten uithuisplaatsing) en jongeren met een strafrechtelijke maatregel. Per groep zijn er verschillende behandeltrajecten mogelijk afhankelijk van de problematiek, de opdrachtgever en de wet waarbinnen de zorg wordt verleend. De zorg kan geleverd worden in een ambulante setting, door middel van dagbehandeling of residentieel. (Residentiële jeugdhulp is hulpverlening waarbij kinderen en jeugdigen, op vrijwillige of gedwongen basis, (tijdelijk) dag en nacht buiten hun eigen omgeving verblijven). (Een overzicht van de verschillende groepen, behandelsettings en juridische kaders). In dit hoofdstuk ‘Behandeling binnen de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie’ wordt de aandacht van de hulpverleners gericht op de vraag naar adequate behandelingen van psychische stoornissen in engere zin binnen het forensische veld. Voor behandelingen gericht op psychische stoornissen in engere zin wordt verwezen naar de desbetreffende richtlijnen op onze site: ADHD, Angst,Autisme spectrum stoornissen, Depressie, Dwang, ODD/CD, Psychose, Tics, Trauma en kindermishandeling. In het hoofdstuk Medicatie van deze richtlijn is een protocol opgenomen, gericht op medicatie bij bestrijding van agressie als symptoom. Hier wordt vooral uitgebreid besproken hoe bij deze doelgroep überhaupt tot een behandeling gekomen kan worden, omdat veel jongeren onder dwang van strafmaatregelen in behandeling komen, zodat de startmotivatie van jongeren gering is. Na de omgang met drang en dwang besproken te hebben, wordt stilgestaan bij hoe door een stapsgewijs behandelproces motivatie opgebouwd kan worden in verschillende stadia (Prochaska, DiClemente & Norcross, 1992) en hoe daarbij de behandeling gericht en op maat gemaakt kan worden door te werken met het zogenaamde Risk, Need en Responsivity (RNR) model van Andrews en Bonta (2010). Tevens komt het zogenaamde Good Lives Model (Ward, Mann & Gannon, 2007) aan bod welke complementair gezien kan worden aan het RNR-model. Vervolgens wordt ingegaan op het belang van een orthopedagogisch leefklimaat (Van der Helm, 2011) aangezien een deel van de behandelingen van deze jongeren plaatsvindt in residentiële settings bijvoorbeeld een Justitiële Jeugd Inrichting, een forensisch jeugdpsychiatrische kliniek of een jeugdzorgplus instelling. Tenslotte zal worden beschreven hoe deze jongeren nogal eens de werkelijkheid vertekenen en dat het niet herkennen van deze denkfouten kan leiden tot misverstanden tussen de jongere en de groepsleider en daardoor tot een escalerende interactie van onmacht en vijandigheid (Jongman, 2012).