Voor behandelaren in de forensische jeugdpsychiatrie gelden in principe dezelfde wettelijke kaders als binnen de reguliere behandeling. Uitgangspunt is de WGBO en eventueel maatregelen binnen de Wet BOPZ. In dit hoofdstuk worden wel de dilemma’s uitgelicht die in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie een rol spelen genoemd. Voor patiënten en hun ouders kunnen echter ook andere wettelijke kaders een rol spelen en hiermee zal de behandelaar rekening moeten houden. NB. Per 1 april 2014 is het adolescentenstrafrecht in werking gegaan voor jongeren van 16-23 jaar. De Wegwijzer Jeugd en Veiligheid legt dit duidelijk uit en heeft altijd de meest recente versie van het adolescentenstrafrecht beschikbaar. U kunt hierover ook informatie vinden bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP).Verder is de Wet BOPZ per 1 januari 2020 vervallen en vervangen door de Wet Verplichte GGZ. Er zijn vaak meerdere partijen bij de patiënt betrokken die verschillende verwachtingen hebben van de patiënt en zijn ouders en hen ook verplichtingen en restricties opleggen. Meestal gaat het om de (jeugd)reclassering en/of (gezins)voogd. Van de behandelaar wordt vaak verwacht dat hij diegene informeert over het verloop van de behandeling. De belangrijkste juridische kaders waarmee de behandelaar in aanraking komt, worden hier genoemd. Maatregelen in het kader van het jeugdstrafrecht/leerplichtwet Een behandeling kan in het vonnis worden opgenomen in het kader van een bijzondere voorwaarde in het kader van een voorwaardelijke sanctie. De (jeugd)reclassering ziet erop toe dat de jongere zich aan deze voorwaarden houdt. Een behandeling kan in het vonnis worden opgenomen in het kader van een gedragsbeïnvloeding maatregel (GBM). De (jeugd)reclassering ziet erop toe dat de jongere zich aan deze voorwaarden houdt. Een behandeling kan worden opgenomen in het kader van een voorwaardelijke maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ). De (jeugd)reclassering ziet erop toe dat de jongere zich aan deze voorwaarden houdt. Maatregelen in het kader van het civiele recht Een jongere die wordt behandeld kan onder toezicht gesteld zijn en heeft dan een gezinsvoogd. U kunt meer lezen hierover in de brochure over de WJZ (onderdeel van BW). Wanneer ouders uit de ouderlijke macht zijn ontheven of ontzet, heeft een jongere een voogd. Deze voogd, verbonden aan een gezinsvoogdijinstelling, heeft dezelfde rechten die ouders voorheen hadden. De kinder- en jeugdpsychiater is als consulent verbonden aan: Justitiële jeugdinrichting. Lees meer over de Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen (BJJI) Jeugdzorg plus instelling De WGBO in relatie tot andere wettelijke kaders De WGBO regelt de rechten van de patiënt in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie. Behandeling onder de WGBO betekent behandeling in een vrijwillig kader. Vaak worden jongeren gestuurd en niet alle jongeren zullen even gemotiveerd zijn voor behandeling. Het niet meewerken aan vrijwillige forensische kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling kan echter consequenties hebben. Veel jongeren zullen eieren voor hun geld kiezen en meewerken, omdat ze anders een ingrijpender maatregel boven het hoofd hangt. Bijvoorbeeld in het civielrechtelijke kader (kinderbeschermings- of gezagmaatregelen) of het strafrechtelijk kader (bijv. omzetting van een voorwaardelijke straf in een onvoorwaardelijke straf). Er zal dan ook niet altijd sprake zijn van echte vrijwilligheid maar meer van lichte drang. Dit zal gedurende de behandeling steeds een rol blijven spelen. Informatieverstrekking aan derden Een jongere met een ondertoezichtstelling (OTS) heeft een gezinsvoogd. Een jongere met een strafrechtelijke maatregel heeft een (jeugd)reclasseerder. Deze willen graag zo goed mogelijk worden geïnformeerd over de behandeling. In verband met een goed afgestemde ketenzorg is het ook goed om gegevens uit te wisselen maar hiervoor is wel instemming van jongere en ouders nodig. Enkel informatie die relevant is voor het juridisch kader mag uitgewisseld worden. Het is goed om dit onderwerp bij de start van de behandeling te bespreken en hierover heldere afspraken te maken. Maar wat te doen als jongere en/of ouders zich tegen informatie-uitwisseling verzetten? Een gezinsvoogd of reclasseringsmedewerker heeft op grond van de WGBO geen recht op inzage in het dossier. Hiervoor is toestemming nodig van de jongere (vanaf 12 jaar) of de ouders (bij kinderen onder de 12 jaar). Voor behandelaren in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie geldt het beroepsgeheim zoals omschreven in de WGBO. Dit betekent dat alleen met toestemming van een jongere (vanaf 12 jaar) of de ouders (bij kinderen onder de 12 jaar) informatie mag worden verstrekt aan anderen, waaronder aan een gezinsvoogd of een reclasseringsmedewerker. Het verdient aanbeveling om (1) bij de start van de behandeling toestemming te vragen om de gezinsvoogd en/of jeugdreclasseerder in te lichten; (2) af te spreken dat de betrokken functionarissen op de grote lijnen van de (voortgang van de) behandeling op de hoogte gesteld mogen worden (3) schriftelijke informatie te geven als beantwoording op gerichte vragen en deze schriftelijke informatie voorafgaand met de jongere te bespreken. Ook als op voorhand toestemming is verleend voor informatie overdracht, is het belangrijk dat de aard van de doorgegeven informatie met betrokkenen wordt besproken. Een toestemming op voorhand kan geen vrijbrief zijn om zonder overleg informatie door te geven. Op deze regel (informatieverstrekking kan alleen met toestemming) zijn een aantal uitzonderingen waarvan hier de belangrijkste worden genoemd: informatieverstrekking op grond van een wettelijk voorschrift informatie aan degenen die rechtstreeks bij de behandeling zijn betrokken meldrecht bij kindermishandeling in het geval van conflict van plichten ad 1) Informatieverstrekking op basis van een wettelijk voorschrift: Soms is informatieverstrekking mogelijk op basis van een wettelijk voorschrift. Dit voorschrift gaat dan boven het beroepsgeheim uit de WGBO. Zo kan er sprake zijn van een informatieverplichting op grond van de WJZ. Als een jongere is doorverwezen door Bureau Jeugdzorg met een indicatiebesluit voor forensische kinder- en jeugdpsychiatrie dan kan zonder toestemming van de jongere of ouders informatie worden verstrekt aan Bureau Jeugdzorg. Zonder toestemming is dan enkel overleg met Bureau Jeugdzorg mogelijk over het hulpverleningsplan mogelijk en kan Bureau Jeugdzorg worden geïnformeerd over de aanvang en het einde van de zorg, de voortgang van de zorg en informatie die nodig is ten behoeve van de evaluatie van de zorg. Informatieoverdracht moet beperkt worden tot het strikt noodzakelijke. Het betreft alleen de relevante informatie over de jongere, op hoofdlijnen, die daadwerkelijk nodig is om de zorg rond de jongere te coördineren en de voortgang te bewaken. Het strekt tot de aanbeveling om ook in dit geval de jongere en/of de ouder op de hoogte te brengen welke informatie zal worden doorgegeven. Deze informatieverplichting is een uitzondering op het beroepsgeheim van de WGBO. ad 2) Informatie-uitwisseling met rechtstreeks betrokkenen: Een behandelingsovereenkomst wordt gesloten tussen een instelling en de patiënt/ouders. De behandelaren die rechtstreeks betrokken zijn bij het uitvoeren van de behandeling mogen informatie uitwisselen, zonder toestemming van de patiënt of ouders. Hulpverleners van andere instellingen, zoals bijvoorbeeld de gezinsvoogd en de reclasseringsmedewerker, zijn geen rechtstreeks betrokkenen. Zij kunnen alleen met toestemming worden geïnformeerd. ad 3) Meldrecht Kindermishandeling: De Wet op de Jeugdzorg biedt een meldrecht bij (een vermoeden van) kindermishandeling. Hulpverleners met een beroepsgeheim kunnen inlichtingen verstrekken aan Bureau Jeugdzorg, Veilig Thuis of de Toegang wanneer dit noodzakelijk is om kindermishandeling te beëindigen of te onderzoeken. Dit betreft zowel een melding als informatieverstrekking. Een zelfde wettelijke mogelijkheid in het Burgerlijk Wetboek voor informatie aan de Raad voor de Kinderbescherming. ad 4) Doorbreken van het beroepsgeheim bij gewetensnood: Als door het handhaven van de zwijgplicht de hulpverlener in een conflict van plichten komt te verkeren dan kan het beroepsgeheim worden doorbroken. Het conflict van plichten is het dilemma tussen spreken en zwijgen. De afweging tussen spreken en zwijgen moet door de hulpverlener gemaakt worden. Gezien de doelgroep van jongeren die met politie en justitie in aanraking (dreigen) te komen is het voorstelbaar dat een hulpverlener in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie vaker tegen het conflict van plichten aanloopt dan andere hulpverleners. Het is goed om te beseffen dat het beroepsgeheim er niet voor niets is. Het beroepsgeheim dient een algemeen belang namelijk dat iedereen zich vrijelijk tot een hulpverlener moet kunnen wenden, zonder dat hij bang hoeft te zijn dat openbaar wordt gemaakt wat hij aan de hulpverlener toevertrouwd. Immers, voorkomen moet worden dat iemand, uit vrees voor openbaarmaking, zich laat weerhouden van het inroepen van medische hulp. Daarnaast is sprake van een individueel belang voor de patiënt. Dit houdt in dat de patiënt erop moet kunnen vertrouwen dat zijn gegevens geheim gehouden worden en dat zijn privacy zal worden gerespecteerd. In de literatuur en de jurisprudentie zijn criteria geformuleerd waaraan moet worden voldaan (aan alle zes criteria!) wil een hulpverlener zich gerechtvaardigd kunnen beroepen op het conflict van plichten: Het is niet mogelijk om toestemming te vragen dan wel te krijgen Het niet doorbreken van het beroepsgeheim levert voor een ander ernstige schade op De hulpverlener verkeert in gewetensnood door het handhaven van het beroepsgeheim Er is geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het probleem op te lossen Het moet vrijwel zeker zijn dat door de doorbreking van het beroepsgeheim de schade aan de ander kan worden voorkomen of beperkt. Het geheim moet zo min mogelijk worden geschonden. Alleen daar waar een hulpverlener nog schade kan voorkomen kan het beroepsgeheim, mits zorgvuldig gehandeld, worden doorbroken. Omdat lang niet altijd aan alle criteria wordt voldaan zal een hulpverlener niet altijd gerechtvaardigd zijn of haar beroepsgeheim mogen doorbreken. Toch kan de hulpverlener op de hoogte zijn van strafbare feiten waarbij het van belang zijn om zijn of haar verhaal kwijt te kunnen. Dit hoeft echter niet direct tot aangifte bij de politie te leiden. Ook in een teambespreking, een gesprek met een leidinggevende of intervisie kan de hulpverlener toch zijn verhaal kwijt terwijl het beroepsgeheim intact blijft. Daarnaast is het de vraag of bij (dreigende) strafbare feiten contact moet worden gezocht met de politie om gevaar af te wenden. Het is ook voorstelbaar dat gedwongen zorg wordt ingezet, bijvoorbeeld een gedwongen opname in de kinder- en jeugdpsychiatrie of gesloten jeugdzorg. Tot slot Zoals hierboven al is geschetst kan het werken in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie complex zijn en moet de behandelaar soms flink moet manoeuvreren tussen de jongere, de ouders en de instanties daarom heen. Daarom is kennis van het eigen wettelijk kader maar ook van de wettelijke kaders daaromheen van belang. En daarnaast is een flinke dosis vakkennis, inlevingsvermogen, tact, creativiteit en doorzettingsvermogen nodig om een jongere te motiveren voor het starten en afmaken van zijn behandeling. Hierbij zal de behandelaar soms de grenzen van de wettelijke kaders moeten opzoeken en soms gebruik moeten maken van “professionele drang” om een jongere over de streep te trekken. Ook moet de behandelaar de afstemming met andere ketenpartners zo goed mogelijk vorm geven. TagsPraktijkstandaard