Bij kinderen en jongeren met ODD en CD nemen de symptomen over het algemeen in de loop der tijd af, ook zonder behandeling. Sommige kinderen en jongeren blijven symptomen vertonen, bij anderen nemen de symptomen af en verdwijnt de diagnose (Bunte e.a., 2014; Lahey e.a., 1995). Het risico op verloop van ODD naar CD is kleiner dan voorheen gedacht, en komt voornamelijk voor bij het cluster dwars en opstandig/ruziezoekend gedrag (Rowe e.a., 2010). Daarentegen hangt de ontwikkeling van ODD naar een angst of stemmingsstoornis vooral samen bij kinderen met het cluster boze/geïrriteerde stemming (Rowe e.a., 2010; Stringaris & Goodman, 2009). Zonder behandeling kunnen ODD en CD bij kinderen en jongeren zich continueren in de volwassenheid in de vorm van delinquent gedrag en psychiatrische stoornissen. Naast een antisociale ontwikkeling is er bij deze kinderen en jongeren inderdaad een verhoogd risico in de volwassenheid voor psychiatrische stoornissen, zoals persoonlijkheidsstoornissen, depressies, verslaving en een post traumatische stressstoornis, maar ook voor werkloosheid, frequente wisselingen van baan, afhankelijkheid van sociale voorzieningen, herhaalde echtscheidingen en ziekenhuisopnamen vanwege somatische aandoeningen (Matthys & van de Glind, NVvP richtlijn, 2013; Fergusson e.a., 2005; Kim-Cohen e.a., 2003). Het sociaal-maatschappelijk functioneren van kinderen en jongeren met ODD en CD staat onder druk. Er is in verhoogde mate sprake van vroegtijdig schoolverlaten, werkeloosheid, alleenstaand (tiener) ouderschap, scheidingen, financiële problemen, criminaliteit, woonproblemen, en gezondheidsproblemen (Matthys & van de Glind, NVvP richtlijn, 2013; Fergusson e.a., 2005; Kim-Cohen e.a., 2003). Bij meisjes is er bovendien een verhoogd risico voor vroege zwangerschap, het vinden van een antisociale partner en, hiermee samengaand, het hebben van kinderen met gedragsstoornissen. Echter, lang niet alle kinderen en adolescenten met gedragsstoornissen vertonen deze ongunstige ontwikkeling. Indicatoren voor een ongunstige ontwikkeling zijn: een vroege leeftijd van aanvang, veel (verschillende) gedragsproblemen, probleemgedrag in verschillende situaties, de aanwezigheid van fysieke agressie, comorbiditeit met ADHD, lage intelligentie, beperkte prosociale emoties, en mannelijk geslacht (Matthys & van de Glind, NVvP richtlijn, 2013; Frick & Wall Meyers, 2018). Er zijn ook beschermende factoren die een gunstige invloed hebben op het beloop van ODD en CD. Deze worden onderverdeeld in omgevingsfactoren (sterke band met werk en familie; oudste in kinderrij, meer affectieve relaties, rolmodel van hetzelfde geslacht, goede relatie met minstens één volwassene; steunend systeem, externe steun van anderen, versterking van positieve copingsmechanismen) en kindfactoren (sociale competentie, positieve copingmechanismen; bovengemiddelde intelligentie, schoolse vaardigheden, schoolprestaties; betere hechtingsmogelijkheden; comorbide angststoornis als bescherming tegen delinquentie) (Matthys & van de Glind, NVvP richtlijn, 2013; Maughan & Rutter, 2001; Brumley & Jaffee, 2016). TagsPraktijkstandaard Prognose