Bij de meeste jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking (LVB) is geen oorzaak bekend voor de verstandelijke beperking. Mogelijk is er sprake van een multigenetische multiple oorzaak. Zoals eerder al opgemerkt, zijn ook andere kenmerken dan verminderd presteren op IQ-testen van belang. Deze zijn tot op zekere hoogte, meer dan het IQ, beïnvloedbaar door opvoeding en behandeling. Gebruik makend van de literatuurstudie van De Wit, Moonen & Douma (2011) kunnen deze als volgt gerubriceerd worden. Informatieverwerking Vergeleken met mensen met een gemiddelde intelligentie zien we bij personen met een verstandelijke beperking meer problemen bij de verwerking van informatie (Kleinert, Browder & Towles-Reeves, 2009) Uit onderzoek blijkt dat het verbale werkgeheugen van jeugdigen met een LVB minder goed functioneert dan dat van jeugdigen van dezelfde leeftijd zonder een LVB. Onderzoek naar de executieve functies van mensen met een verstandelijke beperking liet zien dat de gevonden problemen in de verbale vlotheid (fluency) veroorzaakt worden door problemen met het ophalen van kennis uit het lange termijn geheugen (Danielsson, Henry, Rönnberg & Nilsson, 2010) Van der Molen (2009) concludeert dat het verbaal korte termijngeheugen relatief zwak is vergeleken met het visueel-ruimtelijk korte-termijnsgeheugen. Dat wil zeggen dat de verwerking van de verbale informatie minder goed gaat bij jeugdigen met een LVB dan de verwerking van visueel-ruimtelijke informatie (performaal). Regulerende functies Mensen met een verstandelijke beperking hebben moeite met het prioriteren van informatie en met het afwegen op belang (Willner, Bailey, Parry & Dymond, 2010). Jeugdigen met een LVB hebben een beperktere aandachtsspanne en hebben moeite met ordenen, rangschikken en differentiëren van informatie (Collot d’Éscury, Ebbekink & Schijven, 2009; Van Nieuwenhuijzen, 2005). Probleemoplossend vermogen en negatieve houding Mensen met een verstandelijke beperking blijken problemen te hebben met het systematisch herkennen en oplossen van probleemsituaties (Kleinert et al., 2009). De beperkingen in de vaardigheden voor het oplossen van problemen komen duidelijk naar voren bij het verwerken van sociale informatie (Van Nieuwenhuijzen et al., 2007). Jeugdigen met een LVB lijken een voorkeur te hebben voor zowel meer agressieve als passieve, submissieve oplossingen, in plaats van voor assertieve oplossingen. Een verklaring voor de meer negatieve interpretatie van sociale informatie door jeugdigen met een LVB ligt in hun beperkte sociaal inzicht, beperkt probleemoplossend vermogen en in beperkingen in emotieherkenningen. We zien ook vaak een negatief zelfbeeld en negatieve verwachting ten aanzien van reacties uit de omgeving en een beperktvermogen om zich te kunnen verplaatsen in het perspectief van de ander. Generalisatie van kennis Jeugdigen met een LVB hebben moeite met de generalisatie van een geleerde vaardigheid in relatie tot andere personen, plaatsen en situaties (Kleinert et al., 2009). Deze moeite met generaliseren kan op verschillende manieren worden verklaard: Het kan te maken hebben met het onvermogen om de kern uit een probleem te halen via het scheiden van hoofd- en bijzaken (Kleinert et al., 2009). Bij jeugdigen met een LVB zijn interne reactiepatronen of probleemgedragingen ontstaan na jaren van ervaring die niet zo maar te veranderen zijn. Jeugdigen met een LVB reageren vanwege hun problemen met zelfregulatie, eerder vanuit een automatische reactie, in plaats vanuit een weloverwogen beslissing (Dermitzaki et al., 2008). Daarnaast zijn er nog twee kenmerken die van belang zijn. Uitwerking op schoolsysteem Door de genoemde kenmerken – afzonderlijk of in combinatie – zullen jeugdigen met een LVB nogal eens problemen in de schoolsituatie veroorzaken. Vooral wanneer leraren of de school als geheel de bijzondere behoeften van de kinderen niet weten te herkennen en evenmin weten hoe daaraan te voldoen, ontstaan er problemen. Het onderwijsproces wordt verstoord. De betreffende kinderen vragen extra veel aandacht en energie van de medewerkers van de school en ze zijn vaak betrokken bij conflicten tussen leerlingen. Wanneer de school vervolgens niet adequaat reageert – met andere woorden: wanneer geen rekening wordt gehouden met de genoemde kenmerken van de LVB-leerlingen – heeft dit weer een ongunstige uitwerking op het gedrag van de betrokken jeugdigen. Invloed op de gezinscontext Het is duidelijk dat een kind met een LVB eisen stelt aan de opvoedkundige capaciteiten van de ouders en aan de sociale vaardigheden van de andere gezinsleden. Het kan niet genoeg worden belicht dat het opvoeden van een kind met een LVB – en andere beperkingen en/of psychiatrische ziekten – veel voor de ouders en de andere gezinsleden betekent. Het doet een extra beroep op de ouder als persoon, als opvoeder, heeft impact op de partnerrelatie, het sociale leven, functioneren van gezinssysteem. Des te moeilijker wordt dat wanneer het gezin bijvoorbeeld vanwege de achtergrond of beperkingen van de ouders zelf al kwetsbaar is. Het is bekend dat in een aanzienlijk aantal gevallen ouders van LVB kinderen vaak zelf ook belast zijn met cognitieve beperkingen en psychiatrische problematiek. In dat soort situaties blijkt de kans op verwaarlozing en traumatisering van kinderen met een LVB drie keer groter dan in gezinnen met normaal begaafde kinderen (Sullivan & Knutson, 2000). Voor meer informatie zie Etiologie. TagsDossier Kenmerken Praktijkstandaard