Betrouwbare kennis over psychische problemen bij kinderen en jongeren

Zoeken
Generic filters
Exact matches only

Aanleiding voor diagnostiek – en uitvoering van diagnostiek

De jeugdigen komen met de zorg in aanraking omdat ouders psychiatrische of sociale problemen menen te zien of omdat op de ouder- en kindcentra/ consultatiebureaus, ontwikkelingsachterstanden worden geconstateerd. “Moeilijk gedrag” is soms al voldoende reden om naar de huisarts te gaan of om andere hulpverleners in te schakelen.

Een belangrijk maatschappelijk instituut waar alle kinderen mee in aanraking komen is de school. Veel kinderen met een LVB vallen daar voor het eerst op vanwege de leerachterstanden die daar al gauw aan het licht komen.

Wanneer besloten wordt tot nader onderzoek is het van het grootste belang zorgvuldig te werk te gaan. Het gaat om kinderen die volop in ontwikkeling zijn en bij wie geconstateerd is dat hun ontwikkeling en gedrag afwijken van het gemiddelde. Het kan gaan om een vertraagde ontwikkeling zonder meer, om een psychiatrisch probleem dat is ontstaan of verergerd wordt door een LVB, of om een LVB zonder meer.

Het gevaar van overschatting van jeugdigen met een LVB is beschreven in het Klinisch Beeld. Overschatting is vaak het gevolg van het feit dat de betreffende jeugdigen met een LVB vaak verbaal sterk overkomen. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat een jeugdige een LVB lijkt te hebben doordat er lange tijd sprake was van ‘onderstimulering’ of een onevenwichtige ontwikkeling.

Er zijn twee zaken van belang om te komen tot een goede diagnose bij jeugdigen met een LVB al dan niet in combinatie met psychische of psychiatrische problematiek.

  1. Er zal een aantal opeenvolgende stappen moeten worden gezet, waarbij informatie uit verschillende bronnen wordt verzameld en waarbij soms dezelfde metingen op verschillende momenten worden uitgevoerd en onderling worden vergeleken (Koot, Presentatie, 2010).
  2. Het inschakelen van meerdere disciplines.

Wanneer ouders of school of consultatiebureau zich zorgen maken over onaangepast of afwijkend gedrag van het kind zal na de intake bij een behandelende instelling eerst een screening plaats moeten vinden.

Screeningsinstrumenten voor het Nederlands taalgebied zijn in ontwikkeling. Voorlopig moet men zich nog enigszins behelpen. Het doel van een screeningsinstrument is in het algemeen om vast te stellen of het zinvol is om iemand aan een nader diepgaand onderzoek te onderwerpen. Daarbij gaat het om onderzoek dat voor de betrokkenen belastend en tijdrovend is en ook duur voor de organisatie. In de internationale prevalentiestudies komen verschillende “veelbelovende screeningsinstrumenten” aan de orde die simpel te hanteren zijn: de HASI (Hayes Ability Screening Index), de LIPS (Learning disabilities in the Probation Service), de LDSQ (Learning Disability Screening Questionnaire). Voor een korte beschrijving van deze instrumenten wordt verwezen naar Kaal (Kaal, 2010). Het gaat om eenvoudige instrumenten, die in 10- 15 minuten (ook) kunnen worden afgenomen door niet-psychologen.

In Nederland zijn vergelijkbare instrumenten niet beschikbaar (Kaal, 2010). Wel wordt door het samenwerkingsverband SGLVG instelling De Borg enkele praktische tips voor het herkennen van een licht verstandelijke beperking gegeven, welke in de buurt van de eerdergenoemde instrumenten komen. Deze ‘tips’ bieden echter niet de mogelijkheid tot een geobjectiveerde beoordeling (Kaal, 2010).

Het is belangrijk dat meteen bij de screening al overleg plaats vindt tussen orthopedagogen, psychologen en kinder- en jeugdpsychiaters over de vraag wat aan een LVB kan worden toegeschreven en in hoeverre sprake is van een psychiatrische aandoening. Dit is belangrijk met het oog op het formuleren van verschillende mogelijke hypothesen en het uitzetten van een nader diagnosetraject. Daarbij is het voor de hand liggend om de bio-, psycho-, sociale benadering te hanteren. De interactie van bio-, psychomechanismen met de sociale invloeden kunnen immers bijdragen aan het ontwikkelen van een psychiatrische stoornis en beïnvloeden ook de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen met een LVB. Zie hiervoor Etiologie.

Essentiële onderdelen van het diagnosetraject zijn:

  • afnemen van een ontwikkelingsschaal of een intelligentietest.
  • ontwikkelingsanamnese, waarbij niet alleen naar het kind en zijn ontwikkeling wordt gekeken, maar ook naar achtergronden van de ouders, de gezinshistorie en de opvoedstijl in het gezin.
  • klachtenanamnese, waardoor duidelijk wordt wanneer de problemen optreden en waarmee de problemen mogelijk gepaard gaan. In dit verband moet worden onderzocht op welke van de 11 functiegebieden van Koot er sprake is van problemen (zie hiervoor Klinisch Beeld).
  • verzamelen en analyseren van materiaal van consultatiebureaus, huisartsen, school en eventueel behandelende psychologen/psychiaters.
  • gedragsanalyse met de ouders, leerkrachten, vroegere behandelaars en de jeugdige zelf waarbij ook aandacht besteed moet worden aan mogelijk verborgen thema’s.
  • uitwisselen van inzichten en deskundigheid van verschillende specialisten.

Het diagnostisch team onderzoekt:

  • of er sprake is van primair een LVB, in hoeverre deze beperking de eventuele psychische problematiek kleurt en in hoeverre de invloeden uit de omgeving als risicofactoren of juist als beschermende factoren kunnen worden aangemerkt.
  • of er sprake is van primair een psychiatrische aandoening die gepaard gaat met of zich specifiek manifesteert ten gevolge van eventuele bijkomende verstandelijke beperking.

Het vraagt dus extra aandacht van de betrokken diagnostici om te bepalen of de kenmerkende problematische gedragingen van een individu terug te voeren zijn op de lichte verstandelijke beperking of op een psychiatrische stoornis. In de praktijk van de diagnostiek gaat het erom de samenhang en de verwevenheid van de (chronische) beperking en bijkomende pathologie te begrijpen, met het oog op het kiezen van een adequate behandeling of bejegening. Dat daarbij ook de risicofactoren en de beschermende factoren uit de sociale omgeving moeten worden meegewogen, is al eerder onderstreept.

Op basis van een op deze manier tot stand gekomen diagnose kan dan een onderbouwd behandelingsadvies worden gegeven. Over het algemeen zal de behandeling niet alleen op het betreffende kind, maar ook op de sociale omgeving – het gezin en de wijdere omgeving, waaronder vooral de school – zijn gericht.

Overigens is het in de meeste gevallen niet noodzakelijk de hele diagnostiek volledig af te ronden voordat men met de behandeling kan beginnen. Op basis van de eerste aanwijzingen die door screening en anamnese zijn verkregen, kan vaak al worden gestart met behandeling van de jeugdige met een LVB en zijn gezin.