Voor het bepalen van de ernst van een psychose worden bij voorkeur geen zelf-invulvragenlijsten gebruikt. De meeste meetinstrumenten voor de ernst en beloop van een psychose gaan in op de positieve, negatieve, affectieve en cognitieve symptoomdimensies. Dit onderscheid is zinvol in de context van het opstellen van een behandelplan, waarbij men zich specifiek kan richten op de symptomen die de persoon rapporteert. Twee voorbeelden van gestructureerde diagnostische interviews die gebruikt kunnen worden zijn de DIS (Diagnostic Interview Schedule) en CIDI (Composite International Diagnostic Interview). Semigestructureerde interviews die worden aanbevolen bij de diagnostiek van een (eerste) psychose zijn onder meer de: ⦁ CASH (Comprehensive Assessment of Symptoms and History: Andreasen et al., 1992). ⦁ SCAN (Schedule for Clinical Assessment in Neuropsychiatry: Wing et al., 1998). ⦁ SCID (Structured Clinical Interview for DSM-IV: Spitzer et al., 1992). ⦁ BPRS (Brief Psychiatric Rating Scale, Hafkenscheid et al., 2005). Een interview heet semigestructureerd als het de interviewer vrijstaat om bij twijfel over de aanwezigheid van het symptoom naast de verplichte vraag aanvullende vragen te bedenken en om de antwoorden van de patiënt naar eigen inzicht te interpreteren (Richtlijn schizofrenie, 2012). Een screening van neurocognitieve functies valt ook onder de standaard praktijk. Vaak is dat wel lastig te realiseren gezien de betrouwbaarheid van neurocognitieve diagnostiek afhankelijk is van de (mate van) aanwezigheid van psychotische symptomen (zie ook Zorgstandaard Psychose, 2017, Diagnostiekprotocol GROUP-netwerk en EBRO Module Vroege Psychose, 2017 voor uitgebreider overzicht diagnostiekpraktijk) . Voor wat betreft de vroege detectie van psychose bij mensen met een hoog risico op psychose (UHR) wordt geadviseerd een getrapte screening te doen met behulp van de Ervaringenlijst en CAARMS om mensen met prodromale kenmerken tijdig in beeld te krijgen (EBRO Module Vroege Psychose, 2017). Het is tevens van belang te vermelden dat de diagnostische testbatterij niet mag leiden tot vertraging van behandeling van de belangrijkste symptomen, in verband met de negatieve invloed hiervan op de prognose. Meetinstrumenten gericht op psychotische problematiek Comprehensive Assessment of At Risk Mental State (CAARMS) (Yung et al., 1996): is een semigestructureerd interview dat een training vereist voor afname. De Ervaringenlijst is bedoeld om te screenen op subklinische psychotische symptomen die kunnen wijzen op een verhoogd risico op een psychotische stoornis. De Ervaringenlijst is een screeningsinstrument waarbij men nagaat of iemand een verhoogd risico op psychose heeft. De ervaringenlijst kan vanaf 14 jaar worden afgenomen als screeningsinstrument bij intake, onafhankelijk van klachten. Bij verhoogde score kan vervolgens de CAARMS afgenomen worden om te bepalen of iemand niet at risk, wel at risk of zelfs al psychotisch is te onderzoeken. De CAARMS is een 1-1,5 uren durend onderzoeksinstrument waar een training voor gevolgd kan worden. Meetinstrumenten gericht op comorbiditeit Composite International Diagnostic Interview – Substance Abuse Module (CIDI-SAM): is een gestructureerd en gedetailleerd diagnostisch interview, ontwikkeld om diagnosen op het gebied van middelenmisbruik en -afhankelijkheid te stellen bij jongeren vanaf 15 jaar. De CBCL is een instrument om gedrags- en emotionele problemen en vaardigheden van kinderen en jongeren (van 6 tot en met 18 jaar), zoals door ouders gerapporteerd, op gestandaardiseerde wijze te kwantificeren. Meetinstrumenten gericht op sociaal en maatschappelijk functioneren Social and Occupational Functioning Assessment Scale (SOFAS): is een schaal om het sociaal en professioneel functioneren in kaart te brengen. TagsDiagnose Praktijkstandaard