De ouders/verzorgers spelen een belangrijke rol in de zorg voor hun kind. Het kan voor ouders/verzorgers lastig zijn om lichamelijke klachten bij hun jongere kind te herkennen en erkennen en op de juiste wijze te interpreteren, mede omdat kinderen niet altijd goed kunnen aangeven waar ze last van hebben (Carr, 2015; Eminson, 2007). Bij sommige kinderen komt stress meer als lichamelijke klacht tot uiting. Eenmaal bij een verwijzer zijn het vaak de ouders die de klachten omschrijven, voornamelijk bij jongere kinderen. Dit kan resulteren in een ander beeld van de klachten dan hoe het kind die zelf ervaart (Eminson, 2007). Het is van belang om het jongere kind en de jongere tijdens de intake zoveel mogelijk te stimuleren om ook zelf proberen de klachten te verwoorden. Dit kan bijvoorbeeld door na een gezamenlijke start in de intake ouders/verzorgers en kind ook even apart te spreken. Als de ouders/verzorgers of een verwijzer niet goed tot een gezamenlijk gedragen visie of plan komen, kan dit een belemmering vormen waardoor het kind niet in behandeling komt voor een somatisch-symptoomstoornis. Vanaf het onderzoek en het advies bij de (kinder-)arts of huisarts, via de verwijzing naar en het vervolg bij de psycholoog/ggz en terugkoppeling/eventueel terugverwijzing, dient het proces logisch en goed vormgegeven te zijn, ten einde het vertrouwen bij het gezin te maximaliseren en risico op uitval te minimaliseren. Een vast samenwerkingsverband biedt hiervoor meer garanties. Het is noodzakelijk om de ouders/verzorgers te betrekken bij de diagnostiek en behandeling en rekening te houden met hun zorgen en ideeën over de klachten (Malas et al., 2017; Eminson, 2007). Het kind of jongere en ouders/verzorgers kunnen zich niet serieus genomen voelen bij verwijzing naar de psychologische- of ggz hulpverlening omdat ze zelf een somatische oorzaak van de klachten vermoeden en vinden dat dit eerst behandeld of in ieder geval uitgesloten dient te worden. Tevens kunnen de onverklaarde symptomen veel frustratie oproepen bij het gezin (Malas et al., 2017). Ouders/verzorgers behoeven daardoor soms meer tijd en aandacht om zich bewust te worden en te accepteren dat er bij hun kind sprake is van SOLK. Het is daarom belangrijk om in het contact met ouders/verzorgers en kind een open sfeer te creëren en tot een gezamenlijke visie met ouders/verzorgers en kind te komen. Psycho-educatie voor de ouders/verzorgers over SOLK dan wel een somatisch-symptoomstoornis met een individueel, op het kind aangepaste analyse van de in standhoudende factoren van de lichamelijke klacht kan hierbij helpen. Hierbij is het van belang om ook gezinsfactoren mee te nemen, zoals het omgaan in het gezin met somatische klachten. Goede communicatie tussen beide ouders/verzorgers en tussen de ouders en de behandelaar bevordert het herstel van het kind. Bij alle facetten van de diagnostiek, het advies en het voorstel voor behandeling en verwijzing dient de behandelaar rekening te houden met de ontwikkelingsfase en -mogelijkheden van het kind en zowel ouders als kind te betrekken. Het afstemmen van de uitleg aan het kind kan bijvoorbeeld veel angstreductie en daarmee direct al klachtvermindering geven. In de diagnostiekfase kan de behandelaar aansluiten bij de wijze waarop ouders en kind ten opzichte van elkaar een plek innemen en zich primair richten op concretiseren en verduidelijken bij alle partijen. Wanneer bijzonderheden in de interacties worden geobserveerd kan in tweede instantie worden gezocht naar een wijze om deze te bespreken en ze in de analyse en behandeldoelen een plek te geven.