Tics komen frequent voor bij kinderen maar zijn meestal voorbijgaand. In het merendeel van de gevallen zijn de tics bij GTS relatief mild en gaan ze met weinig hinder gepaard. Tics kunnen echter soms zodanig krachtig en/of frequent zijn, dat ze in ernstige mate hinderlijk zijn en met dagelijkse activiteiten kunnen interfereren. Verder kan juist bij kinderen de aanwezigheid van tics ongunstig zijn in sociaal en emotioneel opzicht. Tics kunnen op jonge leeftijd ontstaan, bij de meeste kinderen tussen het vierde en achtste jaar. Het is belangrijk om ook bij jonge kinderen op tics alert te zijn. Hoe eerder deze worden herkend des te beter de begeleiding hierop kan worden aangepast. Kenmerkend voor tics is het wisselende beloop qua ernst over de tijd. Niet alleen zijn er sterke wisselingen binnen een dag, ook fluctueert de ernst van de tics in de loop van weken tot maanden, waarbij bovendien het type en het aantal aanwezige tics sterk variabel is over de tijd. Vaak is er sprake van verergering rondom de puberteit waarna de ernst van de klachten afnemen. Motorische tics komen frequenter voor dan vocale tics. Voorbeelden van motorische tics, ook wel bewegingstics genoemd, zijn oogknipperen, de ogen wegdraaien, trekken met de mond, schoudertrekken, armbewegingen of hoofdschudden (Van de Griendt & Verdellen, 2013). Motorische tics kunnen ook meer samengesteld zijn, zoals huppelsprongetjes maken, aanraken van voorwerpen, het maken van gebaren of recht leggen van voorwerpen. Vocale tics, ook wel geluidstics genoemd, zijn tics waarbij er een luchtstroom wordt verplaatst door de keel of neusholte zoals kuchen, de keel schrapen, kreten uiten of het maken van piepgeluidjes (Van de Griendt & Verdellen, 2013). Ook vocale tics kunnen samengesteld zijn, het gaat hier dan bijvoorbeeld om het zeggen van woorden of zinnen, het na-spreken van anderen (echolalie), het herhalen van eigen woorden of zinnen (palilalie) of het uiten van schuttingtaal (coprolalie). Kenmerkend voor tics is dat ze voor korte of langere tijd kunnen worden onderdrukt. De mate waarin dit lukt verschilt per persoon. Tics worden vaak voorafgegaan door premonitore sensaties, onaangename gevoelens zoals kriebel, druk of spanning op de plaats van de tic, die verdwijnen na uitvoering van de tic. Oudere kinderen en adolescenten rapporteren meer sensaties dan jonge kinderen (Banaschewski et al., 2003; Leckman et al, 1993).