Ook om psychische problemen bij kinderen via hun ouders/verzorgers en begeleiders helder te krijgen verdient het aanbeveling om deze culturele formulering te gebruiken. Daarvoor is in de DSM-5 een gevalideerde, semigestructureerde vragenlijst, het Cultural Formulation Interview (CFI), opgenomen (Lewis-Fernández et al., 2017). Er is een versie voor cliënten en een versie voor informanten, zoals ouders/verzorgers en begeleiders. Voor ouders/verzorgers is een culturele formulering belangrijk, omdat hun kind in aanraking komt met andere normen en waarden bij leeftijdsgenoten dan zij zelf en dat er in de Nederlandse samenleving andere normen en waarden kunnen gelden ten aanzien van onder anderen opvoeding, ouderschap en autonomie van het kind. Bovendien kunnen er culturele verschillen zijn ten aanzien van de acceptatie van een psychische stoornis, hoe met bepaalde psychische klachten om te gaan en psychosomatische uitingen van klachten. Het CFI bestaat uit zestien vragen en twaalf aanvullende modules (Lewis-Fernández et al., 2016). Die aanvullende modules bieden de mogelijkheid tot verdieping van de zestien vragen (zoals het verklaringsmodel van de psychische klachten, het sociale netwerk, culturele identiteit of coping en hulpzoekgedrag). Ook zijn er modules voor speciale doelgroepen, zoals schoolgaande kinderen en adolescenten en migranten en vluchtelingen. Het CFI dient om een culturele formulering te maken en is ingedeeld in de volgende gebieden: Culturele definitie van het probleem Culturele perceptie van de oorzaak, context en steun o.a. culturele identiteit Culturele factoren betreffende coping en vroeger hulpzoekgedrag Culturele factoren betreffende huidig hulpzoekgedrag: voorkeuren, relatie hulpvrager-hulpverlener De volgende vragen blijken in de klinische praktijk zinnig of bruikbaar te zijn. Wat verwachten jouw ouders en grootouders van een kind van jouw leeftijd? Wat verwachten leraren op school van een kind van jouw leeftijd? Wanneer is een kind volgens jouw familie of gemeenschap/cultuur klaar om volwassen te worden? Wat is de specifieke positie van het kind in het gezin/de familie? (bijvoorbeeld de oudste zoon, het enige meisje) Wat zijn de percepties van de ouders van bij de leeftijd passend gedrag? (bijvoorbeeld: alleen thuis mogen blijven, deelname aan huistaken, religieuze voorschriften, spelen) Wat zijn specifieke regels binnen de kind-ouder relaties voor dit gezin? (bijvoorbeeld respect tonen, oogcontact maken, lichamelijk contact) In veel culturen is het normaal dat kinderen in het gezin taken op zich nemen met steun van de ouders die in Nederland als ongepast worden gezien. Soms is het acceptabel om de oudste dochter voor jongere kinderen te laten zorgen en dat gaat in veel gevallen verder dan in Nederland gebruikelijk is. Dat kan in Nederland zelfs als schadelijk worden gezien. Er kan sprake zijn van parentificatie, terwijl dat niet door de ouders/verzorgers of kinderen als zodanig wordt ervaren.