In de diagnostiek van vluchtelingenkinderen kan sprake zijn van culturele factoren die het zicht op de psychische problemen belemmeren. Dat kan leiden tot verkeerde of onnauwkeurige interpretaties in de diagnostiek. Behandelaren hebben veronderstellingen over kinderen en ouders uit een andere cultuur die tot misinterpretaties in het begrijpen kunnen leiden en belemmeringen kunnen geven in de behandeling van deze kinderen en hun ouders. Van belang is dat behandelaren zich bewust zijn van hun eigen veronderstellingen over de vluchteling die tegenover hen zit en nieuwsgierig zijn en een open houding hebben. Om bovenstaande te illustreren wordt hier een voorbeeld gegeven dat is samengesteld uit ervaringen met meerdere patiënten: De heer Bah is een 15-jarige jongeman uit Guinee, die is aangemeld vanwege chronische slaapproblemen, somberheid en inactiviteit. Hij verblijft in een opvang voor alleenstaande minderjarige asielzoekers waar hij grotendeels op zijn kamer zit. Hij maakt weinig contact met leeftijdsgenoten. Hij verzuimt veel op school. Hij klaagt over hoofdpijn en kan zich niet goed concentreren op school. Hij kan niet onthouden wat hem op school geleerd wordt. Hij spreekt een beetje Frans en vrijwel geen Nederlands. In Guinee is hij opgevoed door zijn moeder die overleed toen hij 10 jaar was. Daarna heeft hij een periode op straat geleefd. Hij is enkele jaren naar school geweest. Hij is zijn land ontvlucht omdat hij achterna gezeten en bedreigd werd door mensen van een society. Er zou een vloek over hem zijn uitgesproken en hij werd beschuldigd van de dood van zijn moeder. Zelf zegt hij dat alle problemen komen omdat hij een bastaardkind is. Van zijn vader weet hij alleen dat deze van een andere stam was en dat zijn ouders niet getrouwd waren. Met hulp van mensenhandelaren is hij via de woestijn in Libië terechtgekomen, waar hij 2 maanden heeft vastgezeten. Daar is hij mishandeld. Hij wist weg te komen en heeft Europa weten te bereiken. In Italië leefde hij op straat. Een vriend heeft hem geholpen om naar Nederland te komen. Uit deze casus blijken al een aantal culturele factoren die mogelijk in verband kunnen worden gebracht met de psychische klachten van deze 15-jarige jongen. De beschuldiging ten aanzien van de dood van zijn moeder, problemen die samenhangen met een bastaardkind zijn, een afwezige vader van een andere stam. Er is ook een aantal contextuele factoren die van belang lijken in deze casus, zoals het ontbreken van een gedegen scholing en op straat moeten leven na de dood van zijn moeder. Om een beter zicht op de diagnostiek te krijgen kan het uitvragen van deze factoren van groot belang zijn. Daarover bestaat internationaal in de (transculturele) psychiatrie consensus over, zoals blijkt uit de ontwikkelingen in de Diagnostic and Statistic Manual for Mental Disorders van de derde naar de vierde en vijfde versie. In de vierde en vijfde versie van de Diagnostic and Statistic Manual for Mental Disorders (DSM-IV en DSM-5) is een culturele formulering opgenomen om tot standaardisatie op het gebied van cultuur en psychiatrie te komen. Die culturele formulering biedt een kader om de invloed van contextuele en culturele factoren op de presentatie van psychische problemen, hulp zoek gedrag en coping te verhelderen. In de DSM-5 bestaat deze culturele formulering uit vijf elementen: Culturele identiteit van het individu Culturele conceptualisatie van psychische nood Psychologische stressoren en culturele aspecten van kwetsbaarheid en resilience Culturele aspecten van de relatie tussen het individu en de hulpverlener Algemene culturele inventarisatie